Geertje de Jonghe en Dirck van der Laen

Deze pagina's gaan over Geertje de Jonghe en Dirck van der Laen. Het zijn betovergrootouders van Aldert Kral(t) (1762) en dus voorouders van iedereen die de naam Kralt draagt. Het leven was voor hen niet eenvoudig. Voor beiden was het een tweede huwelijk en 14 van de 15 kinderen in het gezin overleden op jonge leeftijd. Bij zijn overlijden in 1692 had Dirck slechts één nakomelinge. Ze werden verbannen uit de stad Delft en moesten in Leiden een nieuw leven opbouwen. Uit diverse documenten komt het beeld naar voren van twee krachtige mensen die niet bij de pakken neerzaten, maar zich na elke tegenslag oprichtten en aan de slag gingen.

 In onderstaande figuur is te zien hoe de afstammingslijn van Geertje en Dirck naar Aldert Kralt (1762) verloopt.

 

Hieronder staat een korte samenvatting van de informatie die in diverse archieven over dit echtpaar is gevonden. Door te klikken op één van de knoppen onder aan deze samenvatting gaat u naar een pagina met meer informatie over het betreffende onderwerp. Daar vindt u ook de bronnen waar onderstaande gegevens aan zijn ontleend.

Het onderzoek naar Geertje en Dirck is nog niet afgerond. Wanneer aanvullende informatie wordt gevonden, zal deze pagina worden aangepast.

 

Samenvatting

Dirck Joriszoon van der Laen is voor 1626 geboren, waarschijnlijk in ’s-Gravenhage. Zijn vader was beurtschipper van Den Haag op Leiden. De naam van zijn moeder is niet bekend. Zijn naam komen we voor het eerst tegen in 1647, als hij in ‘s–Gravenhage in het huwelijk treedt met Josijntje Jansdochter van der Beeck. Voor Dirck was het een eerste huwelijk, Josijntje is weduwe en had een dochter, Hester (1638) uit een eerder huwelijk met de Leidse Daniël Flamant. Uit het huwelijk van Dirck en Josijntje zijn twee kinderen bekend. Dochter Lijsbeth wordt in 1651 in Delft gedoopt. Uit meerdere documenten blijkt dat er ook een dochter Cornelia is, maar over de doop van dit meisje zijn geen gegevens gevonden.

 

Na een vonnis van Gerecht van Delft conflict wordt het gezin verbannen uit Delft. Niet duidelijk is of ze na hun vertrek meteen naar Leiden zijn gegaan of eerst in een andere plaats hebben gewoond. In 1655 overlijdt Josijntje van Beeck en een jaar later huwt Dirck in Leiden  met Geertje Cornelisse de Jonghe. Het is onbekend waar Geertje is geboren en hoe oud ze is. Ze is weduwe van Gerrit Pieterszoon van Slingerlandt, maar heeft nog geen kinderen.

De kindersterfte in de zeventiende eeuw was groot, maar het gezin van Dirck en Geertje werd heel erg getroffen door het verlies van kinderen. Van de 15 kinderen in het gezin - 1 stiefdochter (Hester Flament), 2 kinderen van Dirck en Josijntje (Lijsbeth, Cornelia) en 12 kinderen van Dirck en Geertje heeft alleen Anna, de betovergrootmoeder van Aldert Kral(t) (1762), de volwassen leeftijd bereikt.

 

 

 

 

De medische kennis stond in de 17e eeuw nog in de kinderschoenen en de kindersterfte was groot. Ook Geertje en Dirck hebbenop dit gebied veel verdriet gekend:  Van de 15  kinderen uit het gezin heeft er slechts één de volwassen leeftijd bereikt.

Dit schilderij uit 1665 van de in Leiden geboren schilder Gabriel Metsu laat een moeder met haar zieke kind op schoot zien. 

 

 

 

 

 

 

 

Gabriel Metsu., 1665. Het zieke kind (Rijksmuseum Amsterdam)

In zijn jonge jaren was Dirck timmerman, maar het lijkt erop dat hij dit beroep al snel de rug toekeerde en zich richtte op de handel in wijn en gedistilleerd. Naast handelaar was hij ook herbergier, eerst in Delft in herberg De Roomer aan de Oude Delft, later in Leiden in herberg De Roos aan het Hoogewoerd. In 1664 wordt deze herberg  verkocht en verhuist het gezin naar een pand op de hoek van de Langebrug en de Wolsteeg in Leiden.  Omdat Dirck in alle documenten na 1664 staat geregistreerd als wijnkoper, brandewijnverkoper en destillateur, mag worden aangenomen dat hij in dat pand geen herberg runde.

Dat het echtpaar in de stad een goede reputatie genoot, blijkt uit het feit dat Dirck jarenlang wordt gekozen als één van de hoofdmannen van het Leidse Herbergiers-, Tappers- en Brandwijnverkopersgilde.  

 

Hoewel uit diverse documenten blijkt dat Dirck op financieel gebied niet onbemiddeld was, werd de koop van de herberg in Delft waarschijnlijk mede mogelijk door een erfenis die Josijntje van der Beeck ontving  in 1653 ontving van Cornelia van der Beeck (waarschijnlijk haar tante) en werd herberg de Roos in Leiden gekocht uit een erfenis van Geertje de Jonghe.

Uit diverse documenten blijkt dat zowel Josijntje van der Beeck als Geertje de Jonge geen onderdanige echtgenoten waren die alleen ade herberg draaiende hielden, maar ook initiatieven ontplooiden bij het nemen van beslissingen op financieel en maatschappelijk gebied, iets wat in de masculiene samenleving van die tijd niet eenvoudig zal zijn geweest. Zo laat Josijntje van der Beeck bijvoorbeeld in 1647 een codicil opstellen waarin ze de belangen van haar dochter uit een eerder huwelijk veilig stelt en neemt ze in 1653 het initiatief om een verklaring bij de notaris af te leggen waarin ze stelt dat er onwaarheden worden rondverteld. 

 

 

 

 

 

Uit diverse stukken blijkt dat de families van der Laen en Slingelandt  een goede relatie hadden. Zo waren ze over en weer getuige bij de doop van enkele kinderen en worden ze in testamenten genoemd om bij overlijden aangewezen te worden als voogd. Gerrit Pieterse van Slingelandt (de eerste echtgenoot van Geertje de Jonghe) was een neef van de schilder Pieter Cornelisse van Slingelandt. De schilderijen van deze schilder, waarvan sommige een beeld  geven van het leven van alledag in de 17e eeuw, kunnen ons dan ook helpen bij het maken van een voorstelling van het huishouden van Dirck en Geertje. 

 

 

 

 

Pieter Cornelisse van Slingelandt, 1659, Keuken tafereel  (Speed Art Museum , Louisville, Kentucky) . 

 

Geertje de Jonghe overleed in 1687 en werd begraven in de Pieterskerk in Leiden. Dirck van der Laen stierf in 1691 en werd begraven in de Pancraskerk in Leiden (nu de Hooglandse Kerk).